Meertaligheid in het Onderwijs: elke taal telt mee

Hogeschool Windesheim heeft het initiatief gelanceerd tot een landelijk Platform Meertaligheid in het Onderwijs. Het platform beoogt samen met andere hogescholen, met universiteiten en overige partners invulling te geven aan het gemeenschappelijke doel: elke thuistaal een plek te geven in het onderwijs.

Contactadres: cj.helsloot@windesheim.nl

Mondialisering bepaalt onze samenleving. We gaan grenzen over voor vakantie, werk of familie. Onze leefwereld is steeds diverser, en óók steeds meertaliger. Terecht dus dat er aandacht is voor vreemde talen in het basisonderwijs. Platform Onderwijs 2032 adviseert om vanaf groep 1 met Engels te starten, en staatssecretaris Sander Dekker roept op om Duits en Frans vroeg aan te bieden in grensstreekscholen.

Maar waarom alleen deze talen? Een derde tot de helft van de leerlingenpopulatie gebruikt thuis een andere taal, al dan niet naast het Nederlands. Zo zijn er kinderen met Surinaamse, Antilliaanse, Indonesische of Molukse wortels, en kinderen van arbeidsmigranten uit bijvoorbeeld Turkije, Marokko en meer recent, Polen of Roemenië. Er zijn kinderen van asielzoekers uit Iran, Afghanistan en Somalië, en nieuwe stromen vluchtelingen komen er aan, uit o.a. Syrië en Irak. En natuurlijk zijn er ook Nederlandse kinderen die thuis Fries of een dialect spreken. Voor al deze kinderen is meertaligheid een fact of life.

Deze vorm van meertaligheid krijgt echter in het onderwijs maar weinig ruimte en waardering. De rol van het Nederlands als voertaal staat buiten kijf, net als de focus op het versterken van de taalvaardigheid Nederlands. Bij het verwerven van het Nederlands, van het Engels of van welke taal dan ook, maakt de leerling met een ‘tweede’ taal indirect gebruik van zijn kennis. Zo doet de mens dat met alles: voortbouwen op wat je weet. Waarom mag dat niet expliciet worden benoemd als het om taal gaat?

Lang dacht men dat het kinderbrein niet meer dan één of twee talen aankon, dat het vroeg aanleren van het Engels ten koste ging van het Nederlands, en dat het gebruik van een andere thuistaal inburgering in de Nederlandse samenleving in de weg stond. Recent onderzoek laat zien dat kinderen met gemak verschillende talen naast elkaar kunnen leren en gebruiken, dat het beheersen van meer dan één taal culturele en economische verrijking betekent, én dat het cognitieve voordelen heeft. En misschien wel het belangrijkste inzicht: ruimte geven aan de eigen taal zorgt voor emotioneel evenwicht en voor een positieve houding van de leerling zelf. Wanneer eigenheid wordt toegestaan, nemen veiligheid en welbevinden toe.

Wat betekent het nu voor een leerkracht als er vier, tien of meer verschillende taalachtergronden aanwezig zijn in een klas? Hoe doe je dat, als je zelf geen Twents, Pools of Arabisch spreekt? Universiteiten, hogescholen en andere instellingen doen al jaren onderzoek naar taal en taalverwerving. Zij kunnen bijdragen aan bijscholing, begeleiding en lesmaterialen, voor alle leeftijden en sectoren. Dus, taalexperts, sla de handen ineen om leraren over de drempel te helpen. Bestuurders van universiteiten en hogescholen, geef toekomstige leerkrachten de handvatten om te werken in cultureel diverse omgevingen: een leerlijn meertaligheid in de pabo, een masteropleiding taalvergelijking en meertaligheid.

Laat elk mens zich ontwikkelen door ook zijn moedertaal, zijn thuistaal, daarbij in te mogen zetten. Een vreemde taal mag in de klas, de eigen taal helpt in de klas, de thuistaal telt in de klas!

Zwolle, 25 november 2015

Dr. Karijn Helsloot & Dr. Gerrit Jan Kootstra, Hogeschool Windesheim

Harry Frantzen, Hogeschool Windesheim Dick de Wolff, Hogeschool Utrecht
Pieter Muysken, Radboud Universiteit Guus Extra, Tilburg University
Hans Bennis, Meertens Instituut
Jacomine Nortier, Universiteit Utrecht
Rick de Graaff, Universiteit Utrecht / Hogeschool Inholland Ellen-Rose Kambel / Rutu Foundation
Ad Backus, Tilburg University
Alex Riemersma, Stenden Hogeschool, NHL Hogeschool Leeuwarden Alessandra Corda, Hogeschool van Amsterdam
Leendert-Jan Veldhuijzen, De Nieuwe Internationale School Esprit Mathi Vijgen, Hogeschool Utrecht
Hanke Drop, Hogeschool Utrecht
Leonie Cornips, Maastricht University, Meertens Instituut
Merel Keijzer, Rijksuniversiteit Groningen
Jan Berenst, NHL Hogeschool Leeuwarden
Paul Leseman, Universiteit Utrecht
Joep Bakker, Radboud Universiteit
Abram de Swaan
Liesbeth Schlichting
Folkert Kuiken, Universiteit van Amsterdam
Erna van Koeven, Hogeschool Windesheim
Maaike Hajer, Hogeschool Utrecht
Anne Baker, Universiteit van Amsterdam
Jeannette Schaeffer, Universiteit van Amsterdam
Jan Doelman, Hogeschool Windesheim
Martin ’t Hart, Hogeschool Inholland
Hanneke Pot, Hogeschool Inholland
Irene van Adrighem, Hogeschool Inholland
Anneke Smits, Hogeschool Windesheim
Frederike Groothoff, leerkracht PO en UU
Sharon Unsworth, Radboud Universiteit
Aafke Hulk, Universiteit van Amsterdam
Eddie Denessen, Radboud Universiteit
Wander Lowie, Rijksuniversiteit Groningen
Beppie van den Bogaerde, Universiteit van Amsterdam / Hogeschool Utrecht Everdiene Geerling, Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland
Orhan Agirdag, Universiteit van Amsterdam
Janet van Hell, Pennsylvania State University, USA
Ton Dijkstra, Radboud Universiteit
Bert Meijer, Hogeschool Windesheim
Lex Stomp, Hogeschool Windesheim
Federico Gobbo, Universiteit van Amsterdam / Università degli Studi di Milano-Bicocca / Università degli Studi di Torino
László Marácz, Gumilyov Eurasian National University / Universiteit van Amsterdam